INTERVIEW

‘Ik moet kunnen prutsen met details’

MILL – Niets ontgaat de bijna negentigjarige schilder. Hij pakt zijn zoon Harry, die samen met andere familieleden de expositie inricht, even bij de schouder. “Dit schilderijtje zouden we hier toch niet ophangen. Hoe komt dat hier?”
Foutje. Het werkje gaat terug in de kofferbak. Willy Vullings weet precies wat hij wel en niet tentoon wil stellen. Vanaf morgen hangen er 72 schilderijen van zijn hand in Kasteel Tongelaar. Een groot deel daarvan moest voor de gelegenheid worden afgestaan door de eigenaren. De schilderijen van Vullings verdwijnen namelijk niet in een stoffig hoekje van een atelier. Ze zijn gewild. “Ik heb er thuis maar een paar staan.”
Willy Vullings, in 1918 geboren in ’t Ven bij Ottersum, tekent en schildert al een heel leven lang. Tot aan zijn pensionering, in 1980, kon hij zich alleen in de vakanties op zijn passie botvieren. Want Vullings was geen kunstenaar van beroep; hij zat in het onderwijs. Hij was jarenlang directeur van de Middelbare Tuinbouwschool in Nijmegen.
Vooral de laatste decennia werkt hij gestaag en gedreven aan een uitgebreid oeuvre. De meeste werken die in Tongelaar hangen, dateren van de laatste jaren.
Zijn eerste tekening was een gezicht op zijn ouderlijk huis, gezien vanuit het Reichswald. Sinds die jeugdjaren was een schetsboekje nooit ver weg. Op vakantie of tijdens bezoekjes aan de natuur in de omgeving, altijd was er wel een doorkijkje of een landschapje in bijzonder avondlicht dat door Vullings in schets werd vastgelegd. Thuis kwam het dan, op doek en soms op paneel, tot leven.
Vullings is een uiterst figuratief schilder. Dus hij schildert naar het leven. Nooit een uitstapje naar abstract werk gemaakt. “Dat is iets voor anderen”, zegt hij. “Ik moet kunnen prutsen met details.”
Dat laatste is de schilder buitengewoon goed gelukt. De details op zijn schilderijen zijn beangstigend echt. “Soms ga ik daarin te ver”, zo geeft hij schoorvoetend toe. “Kijk”, hij laat een miniatuurtje zien van de Onze Lieve Vrouwebasiliek in Maastricht. “Nu is het een foto geworden. Je kunt ook overdrijven.”
Zoon Harry wijst een klein figuurtje aan dat wandelt op het plein voor de kerk. “Daar loopt de schilder zelf”, zegt hij. “Kleiner kan bijna niet, zo bescheiden is hij.”